Categorie: Mens & milieu

Daar is het laatste ei nog niet over gelegd

.

Vandaag, 19 juli 2022, staat op de tweede plaats van warmste dagen ooit sinds het begin van de waarnemingen in Ukkel in 1892. Enkel op 25 juli 2019 was het nog warmer.

En toch ervaar ik het anders. Sinds 1967 heb ik nog nooit zulk een bloedhete dag meegemaakt als deze dinsdag. Op ons terras, en bovendien geheel in de schaduw, wijst de thermometer een whopping vierenveertig graden Celsius aan.
Dat beeld dient echter enigszins te worden genuanceerd. Het meetinstrument hangt nauwelijks anderhalve meter boven de koortsig gloeiende blauwsteentegels van ons buitenzitje. En als u weet dat warmte stijgt, weet u meteen ook dat één en één twee is.

Á propos, tegels: ik merkte dat mijn handpalm erop leggen resulteerde in het terugtrekken ervan binnen de nanoseconde. Hier blootsvoets op stappen, is als vuurlopen op smeulende houtskool. Vandaag zag ik er dan ook letterlijk nog geen kat toeven, daar waar deze zuiders gelegen tuinhoek doorgaans de uitgelezen dagslaapstek van ons poezenduo is. Zelfs mieren en aanverwant insectenvolk kiezen heden liever eieren voor hun geld.

En laat ik daar nou net naartoe willen: eieren.
Nu weten de lezers die mij al langer volgen dat ik wel van een geintje hou. Doch voor één keer garandeer ik u, met de hand op het hart bovendien, dat wat volgt geen – zoals veel Vlamingen dat zo mooi uitdrukken – trucare noch foefelare is. What you see is what you get.
Ik waagde me, zo rond kwart voor zes vanavond, aan een in mijn ogen nogal kwestieus experiment. Doch aangezien meten weten is, nam ik een pan uit de keuken en schonk er een geut olijfolie in. Ik nam de pan mee naar buiten, plaatste ze vervolgens op een vlak in de zon liggende terrastegel en wachtte af.

Gedurende een kwartier gebeurde er werkelijk niks, ook al voelde de pan na vijftien minuten zonnebaden zo heet aan als Lucifer met hoge koorts.

Vijfentwintig minuten verstreken. Zag ik daar bubbels ontstaan op de zich naar de buitenrand van de pan bewegende olie? Wis en waarachtig, zulks bleek een feit, naast almede een nietig rooksliertje dat zich kronkelend hemelwaarts dirigeerde.

Pas toen er ruim veertig minuten de revue hadden gepasseerd en het zweet ondertussen in dikke stroompjes langs mijn rug naar beneden gutste, was mijn geduld op. Soms moet je – zo dacht ik terwijl ik een zonneslag naderde – gewoon proberen, zelfs als je weet dat het hoogstwaarschijnlijk niet zal lukken.
Doch wat schetste mijn verbazing?
Ja, u raadt en wéét het zelfs al.
Dit, met name:

Laten we wel wezen: we moeten de grootste collectieve uitdaging waarmee de mensheid vandaag geconfronteerd wordt, de klimaatverandering, zien als de grootste kans voor gemeenschappelijke vooruitgang naar een duurzame toekomst. Mijn ei is daar eens te meer een bewijs van. Blij dat ik het kwijt kon.

[ Videofragmenten: © Menck ]

Klusprikkels

.

Onze huisegel – want zo noem ik het priemende schepseltje dat al enkele maanden standvastig bij de avondschemering van tussen de potplanten op het terras komt gekropen, zijn stekels in de gel zet en een ganse nacht op de lappen gaat teneinde een hupse prikfreule aan de haak te slaan dan wel een slak of vier te verschalken – kwam vanavond onverhoeds mijn richting uit. Ik zat op de antracietgrijze tweezitstuinbank zo bewegings- en geluidloos te wezen dat ik welhaast blauw aanliep van de ingehouden adem. De ambulante spijkerbol stopte zijn nerveuze waggeltocht nadat hij tegen de neus van mijn rechterschoen was gebotst. Hij leek zich te willen oprollen, bedacht zich en kroop zowaar op mijn zwartleren vijfenveertiger.

Mijn camera lag vlak naast me, maar hem animeren en scherpstellen bij valavond zou niet geluidloos noch onopgemerkt kunnen gebeuren. En aldus observeerde ik nieuwsgierig deze charmante pennendrager die wat doelloos in de lucht leek te snuiven met zijn agiele spitse snuit.
Na die verrassende frats tuimelde hij ineens van mijn schoen en zette het prompt op een hollen, iets waar ik me nog immer over kan verbazen, want een spurtje trekken associeer je nu eenmaal niet gauw met zulk een ogenschijnlijk log hompje naalden.

Ik besloot dit nuttige wezentje een dienst te bewijzen. Als het winter wordt, wilde ik hem een volwaardig optrekje kunnen aanbieden in onze groene oase. Ik vind het nu al geheel en al not done dat deze stekelhuidige jongen overdag op de koude blauwstenen slaapt tussen een hoop terracottapotten, laat staan dat ik hem geen gedegen winterslaapstek gun. Een weersbestendig, deugdelijk huisje zowaar, met een heuse sluisdeur én zelfs een belendende slaap- dan wel kraamkamer mocht hij zich halsoverkop in het huwelijk storten en nazaten ter wereld willen brengen.
Op een bonafide natuursite vond ik een accuraat plannetje dat ik aanstonds downloadde:

Wat volgde, was een tweetal uurtjes knutselplezier met geïmpregneerd tuinhout, waarbij ik de delineatie minutieus trouw bleef.
Het resultaat vindt u onderstaand.

Egels zijn niet alleen erg nuttige dieren, ze zijn ook bedreigd. Daarom is het belangrijk er alles aan te doen om die schatten zoveel mogelijk overlevingskansen te bieden. Door op het plannetje te klikken, wordt het afgebeeld op een printbaar formaat. Er rest u alleen nog de handen uit de mouwen te steken en de doe-het-zelver in u wakker te maken. Ik vond het alleszins een gaaf klusje om te executeren en Meester Prikkehuid zal er binnenkort beslist veel deugd van hebben.

[ Foto’s: © Menck ]

De schone en het beest

Op dat moment wist ik hoe het voelde om in het hart van baarlijke schoonheid te kijken. Wat me het eerst was opgevallen, waren de fascinerende kleuren.

Ze illumineerden de grauwheid van deze kille herfstdag al vanop grote afstand. Toen er ons nog amper een meter scheidde, hield ik halt en liet ik mijn ogen gretig doch eerbiedig glijden over de heldere oranje welvingen die waren afgebiesd met een okergele, rafelige kraag. Elke ondulerende schaal was meandrisch getooid met welhaast evenwijdig aan elkaar lopende baksteenrode banden. Ze brachten, gedetailleerd en afgetekend, een rustgevende symmetrie in de verder compleet organische vorm.

En dan die opbouw. Alsof iemand minutieus een indrukwekkende 3D-puzzel had geconstrueerd uit vlezige schelpen die elk groter waren dan de handpalm van een kolossale zeebonk. Het geheel was een machtig meesterstuk dat moeder natuur pardoes exposeerde voor menig gefascineerde passant.

Deze schitterende, massieve en ongeschonden zwavelzwam was voor Katrien en ik het dessertje van onze dag. Een select kransje hoogopgeleide dames en heren noemen hem habitueel ook wel eens Laetiporus sulphureus. Hij komt vooral voor op dode eiken, wat ook hier het geval was.

Over de plas wordt deze zwam Chicken of the woods genoemd, want de textuur en de smaak doen erg aan kip denken. Eetbaar dus, al dien ik hierbij een belangrijke voetnoot te plaatsen: er zijn mensen die een allergie voor de paddenstoel ontwikkelen doordat vooral de jonge exemplaren bepaalde alkaloïden bevatten.

Tot slot nog even meegeven dat het wegnemen van deze schoonheden uit de vrije natuur in ons land een strafbare handeling is:

Wilde paddenstoelen opzettelijk plukken en verzamelen, afsnijden, ontwortelen of vernielen is verboden onder het decreet natuurbehoud.
Op overtredingen staan volgens de letter van het Bosdecreet boetes van 100 tot 50.000 (!) euro, aldus het Agentschap Natuur en Bos.

’s Anderendaags bleek jammer genoeg dat niet iedereen daarvan op de hoogte is, getuige deze intrieste foto’s die ik nam:

Hier werd onmiskenbaar een mes of een ander scherp voorwerp gebruikt om de zwavelzwam in zijn totaliteit van de dode eik te scheiden. Toen ik deze geheel zinloze en ronduit vandalistische daad opmerkte, kreeg ik het warm en koud tegelijk. Want echt: waaróm toch?

Moge de lafhartige barbaar die deze kille daad op zijn geweten heeft, dan ook tergend traag stikken in een excessief pezig stuk Laetiporus sulphureus. Geen genade voor een dergelijke onverlaat, wat ik u brom.

[ Foto’s: © Menck ]

Opium voor de dromer: oudewijvenzomer

Er kwam ons een koppel veertigers tegemoet met in hun kielzog twee kinderen. Meneer en mevrouw droegen een wegwerpmondmasker en wisselden geen woord met elkaar. De kinderen toeterden de lucht vol wijl ze wild gesticuleerden.

Toen we elkaar wilden kruisen op het smalle zandpad, stapten zowel de man als de vrouw ostentatief twee meter opzij, de rijkelijk met netels begroeide beemd in. Ze schonken ons, niet-mondmaskerdragers, een giftige blik.
“Geen verplichting hoor”, maakte ik hen glimlachend diets. “Open lucht en zo.”
De man mompelde iets in zijn masker waardoor het een stond opbolde. Aan zijn ogen te zien was het alvast geen instemmende formulering. De vrouw zweeg, doch als haar starre kijkers kogels waren geweest, dan hadden ze ons, notoire virusverspreiders, ter plekke neergebliksemd.
Twee tellen later was het passeermanoeuvre wijlen. Achter ons hoorden we de man ineens zwaar rochelend hoesten. We keken elkaar aan en barstten terstond in lachen uit.

* * *

Over de weidse, rimpelende plas slingert zich een langgerekt hardhouten knuppelpad. De reeds lager staande zon strooide een sliert fel fonkelende parels op het wateroppervlak. Ik ging door de knieën en legde dit magische tafereeltje op de gevoelige plaat vast.
Wat verderop zagen we hoe een blauwe reiger met een welgemikte uithaal een vis aan zijn magistrale snavel spietste. De statige steltloper sloeg vervolgens met een gedecideerde beweging zijn nek achterover en stuurde alzo zijn wild spartelende prooi maagwaarts.
Op het moment dat ik mijn camera op de geduchte visrover richtte, steeg hij klapwiekend op, zweefde een wijl laag over de lagune en streek wat verderop neer tussen twee kloeke bundels lisdodden.
Een mislukte foto, een indrukwekkende waarneming.

* * *

Dit oorspronkelijke bufferbekken werd door de stadsgroendienst met vakkundig beleid omgetoverd tot een gevarieerd reservaat met een rijke fauna en flora. Het nuttige werd er op onnavolgbare wijze aan het aangename gekoppeld.
Op het moment dat Katrien en ik even halthielden om de laatste kleuren van de massale water- en oeverbegroeiing, badend in het mordoré licht van de ondergaande nazomerzon, ten volle tot ons te nemen, voelde ik hoe een gelukzalige gloed mijn hart vulde. Dat de natuur me nog immer, vaak tot tranen toe, kan beroeren, beschouw ik als mijn allergrootste fortuin. De helft mijner sponde even daargelaten, vaneigens.

En u?

Zegt de ene boom tegen de andere

Bomen in groep communiceren met elkaar.
Dat klinkt ten zeerste onaannemelijk, en dat was ook het eerste dat bij me opkwam toen een boomchirurg me zulks een jaar of tien geleden verkondigde. Ik word in het ootje genomen, dacht ik nog. Doch de man nam zijn vak bloedernstig en stond nergens te boek als fantast.

Ondertussen weet ik dat de boomchirurg gelijk had. Bomen communiceren en interageren namelijk via een ondergronds schimmelnetwerk dat hen binnen een bepaald ecosysteem verbindt middels hun wortelgestel. Deze symbiose maakt het onder andere mogelijk dat voedingsstoffen gedeeld en verdeeld kunnen worden tussen de verschillende bomen onderling.
De grotere en oudere bomen, de moederbomen genoemd, zorgen er alzo voor dat zaailingen en jonge boompjes het halen, want de ouderlingen staan nu eenmaal in voor het voedingsbeheer van de ganse gemeenschap. Als een moederboom sterft – of wordt omgehakt – riskeren jonge boompjes in diens nabijheid het loodje te leggen.

Dat is pure larie”, opperde Gino. “Ik heb dat stupide broodjeaapverhaal ook al meegekregen.”
Gino is de mens die wel eens bijspringt als ik handen tekort kom.
“Lees erover en verrijk je kennis, beste Gino”, antwoordde ik schouderophalend. “Ik bespaar me alvast de moeite om je te overtuigen.”
Gino is een man met meningen waar hij doorgaans rotsvast van overtuigd is, ook al raken ze soms kant noch wal.
“Dus,” begon hij aarzelend, “als ik deze ouwe rakker hier omleg, dan zullen de vierentwintig anderen dat, eh,
voelen?”
“Voelen is veel gezegd. Maar de interactie via hun wortelgestel, en dan vooral via de
mycorrhiza-schimmeldraden waarin het vervlochten zit, stelt de andere bomen op de hoogte dat hun welvaren wordt verstoord.”
Ik moet wellicht als een belachelijk pedante professor hebben geklonken, want Gino keek me bepaald meesmuilend aan.
“Voor de, ahum, goede orde, Menck: als er één boom omvalt, ontstaat er een soort kortsluiting in de elektriciteit naar de andere bomen toe. Is dat het?” Hij schraapte zijn keel.
“Helemaal niet verkeerd voorgesteld, Gino.”
Prompt schoot hij in een daverende lach. Wat zeg ik: hij verslikte zich welhaast in onbedaarlijk geschater.
Weet je, Menck,” proestte hij, “vertel dit vooral niet teveel verder. De mensen zouden kunnen denken dat je… Enfin, je weet wel wattes.” Hij maakte met zijn wijsvinger een draaiende beweging tegen zijn slaap.
Hebben ze jou op school weleens een betweter genoemd, Gino?”
“Vaak, Menck. Héél vaak.” Met een krachtige ruk trok hij zijn kettingzaag in gang. “En dat kon me helemaal niets schelen”, bulderde hij over het tumult heen. Waarna hij zijn zaag resoluut tegen de stam drukte en het weldra houtpulp begon te sneeuwen.

Is de kabel aangehaakt?” riep ik naar de kraanbestuurder. Hij stak vanuit zijn cabine een duim omhoog. Ik zette mijn oorkappen op en wekte nijdig mijn trouwe Stihl tot leven.
Terwijl ik mijn eerste slachtoffer inwendig hoorde schreeuwen toen ik zijn ruwe bast openhaalde, beeldde ik me in dat de noeste en met kromme groeven dooraderde schors Gino’s rug was. Ik voelde terstond mijn hartslag dalen.

[ Foto’s: © Menck ]

 

* * *

Ruim tachtig procent van de vijfentwintig dennen in deze bostuin werd na gedegen onderzoek zwak dan wel ziek verklaard. Aangezien er reëel gevaar bestond voor ontworteling bij guur weer, werd wijselijk besloten om tot de kap over te gaan, niet in het minst omdat de woning zich middenin de dennengroep bevond.

De dennen (grove den / grenen) werden indertijd kunstmatig aangeplant als houtwinning voor de Limburgse mijnbouw. In deze ganse regio vind je nog legio overgebleven exemplaren. De meesten hebben een hoogte van rond de dertig meter en tal van omvangrijke naaldhoutzones zijn gemeentelijk beschermd op basis van uitzichtbepaling.

Let the sun shine!

Deze week hebben madam Menck en ik een steentje bijgedragen tot een groenere samenleving. Dat deden we door te kiezen voor een duurzame en kosteloze energiebron: zonnepanelen.

‘Kosteloos?’ hoor ik u denken. ‘Die dingen zijn toch nog altijd duur, niet?’
Behalve dat kosteloos staat voor energie opgewekt door de zon – die tot nader order nog steeds gratis is – dienen we evenmin onze bankrekening aan te spreken.

Laat ik een en ander verduidelijken. Onder meer ook waarom we tegelijk een energiezuinige condensatieketel lieten installeren.

Wij verwarmen op aardgas. Dat gebeurt al ruim vierentwintig jaar met dezelfde ketel. Een stokoud beestje, kortom. En van die beestjes is het algemeen geweten dat ze niet bepaald zuinig zijn.
We gingen te rade bij een energiespecialist. Die schrok zich een hoedje toen hij vernam hoe hoog onze energiefactuur – gas én elektriciteit – was. De woorden die hij daarna sprak, zijn lang blijven nazinderen: “Jullie verbruik kan met ruim de helft naar beneden. En wat meer is: zulks kan wellicht zonder investeringskosten uwentwege.”
Na wat cijferwerk bleek die stelling ook daadwerkelijk te kloppen. Want als we zonnepanelen combineerden met een energiezuinige condensatieketel, zou onze energiefactuur dermate dalen dat ze de kosten van een (provinciale duurzaamheids)lening kon dekken.

Prompt werd de knoop doorgehakt.
Een dergelijke lening loopt over maximum zeven jaar. Tijdens die komende zeven jaar betalen we aldus de zonnepanelen en de condensatieketel af, inclusief de installatiekosten. Maar! Voor ons verandert er niks. We blijven, zoals voorheen, onze energiefacturen netjes verder vereffenen en zullen – door het grote minverbruik dat wordt gegenereerd – financieel nada gewaarworden van een lopende lening.
En wat meer is: na zeven jaar, als de lening afgerond is, zal onze energiefactuur een stuk lager liggen dan de huidige. Logisch, want de geïntegreerde afbetaling is dan achter de rug.

Voor wie thans denkt het licht te hebben gezien: er is één ‘maar’. Om zonnepanelen te plaatsen moet je woning voldoende geïsoleerd zijn (3,5 R-waarde), voorzien zijn van dubbel glas én, juist ja: een condensatieketel. Vandaar ook onze beslissing om voor beide te gaan. Na vierentwintig jaar overmatig gasverbruik lijkt me dat echter geen verkeerde keuze.

Zodoende was het gisteren te onzent volop ‘handen uit de mouwen’ geblazen, zoals u onderstaand kunt merken. Door de geringe grootte van onze woning volstaan tien panelen. Helaas liggen ze pontificaal naar de straatkant, zijnde het zuiden, gericht. Van enige sierlijkheid kun je die plakkaten niet betichten. Maar anderzijds: ook ik schitter al lang niet meer zoals vroeger.
Vertelde ik u al dat relativeren een kunst is? Bij deze.


Een omvormer of transformator. Dit apparaat met zijn gekke merknaam zet zonne-energie om naar netstroom.

Noot voor wie zich aangesproken voelt:

  • Het rentetarief van een dergelijke duurzaamheidslening over zeven jaar bedraagt, afhankelijk van de provincie waarin u woont, anderhalf of twee procent;
  • u zowel als uw partner dienen jonger te zijn dan 75 jaar;
  • de looptijd kan verschillen per provincie.

 

[ Foto’s: © Menck ]