Onze tuin doorheen de seizoenen

Met enthousiaste grove trekken tekende ik in gedachten onze tuin al uit nog voor we de woning betrokken. Een rudimentair vastleggen weliswaar, maar de essentiële kenmerken torenden er toen al hoog bovenuit: véél bloei en een duidelijk waarneembare seizoenswisseling.

De woning stond er in die tijd maar naakt en plompverloren bij: pal middenin een desolate lap grond die aan de grillen van het onkruid was overgelaten. En toch kon ons geluk niet op: het was een blanco blad, per definitie de meest ideale uitgangssituatie om met een tuin te starten. Van papier naar realisatie, van eindeloos plannen naar mateloos genieten. Het zweten en zwoegen tussenin verdrong ik toen bewust maar even.
Diezelfde zomer nog gingen we het onkruidleger te lijf. De wapens waren aanvankelijk ongelijk en de strijd werd moegestreden gestaakt. Een bereidwillige landbouwer bracht raad: inploegen die handel! En zo geschiedde: het gevreesde spitten en egaliseren werd door een onvermoeibare tractor herleid tot een lachwekkend simpel klusje.
Talloze stokjes en vele meters touw waren de hoofdattributen bij het uitzetten van de structuur. Van papier naar moeder aarde bleek niet altijd even evident, zodat vaker dan ons lief was wat onverwachte hoofdbrekens moesten worden geliquideerd. Na twee dagen schreed ik echter reeds fier als een gieter over de imaginaire paden en wierp ik kritische blikken in borders gevuld met donkere aarde en groepjes voetafdrukken. Mijn hoofd stond wél al in een bloempot.
Volgens de buren hadden we het toch maar mooi getroffen: “Leuk wonen, zo op een hoek van de straat toch?”
Ik gruwde.
In een perfecte hoek van negentig graden omsloot de geasfalteerde Zandstraat ongegeneerd onze tuin. Van de door ons zo gegeerde beslotenheid van een eigen groene long was in geen velden of wegen ook maar iets te bespeuren. In dat najaar opteerden we voor een snelgroeiende haag rondom. Het werden Leylandii’s, door velen verguisd, maar prijs-kwalitatief een goede keuze.
Toen begon onze tuinwoede pas goed te exploderen. Al snel waren we graag geziene klanten bij enkele tuincentra in de buurt. Mijn madam houdt van vaste planten en ik van haar – het werd kortom een tuin vol vaste planten.
In onze tuin, die zich rondom de woning situeert, was een opdeling in tuinkamers een vrij logische zet. Sowieso was het uitgesloten alles in één keer te overzien. Een tuin verdient het mijns inziens bovendien stapsgewijs te worden ontdekt: welke verrassing schuilt onverhoopt achter ieder hoekje of poortje?
Elke kamer werd minstens van één brede border voorzien. Hier en daar transformeerden we een gans compartiment zelfs tot één grote kleurrijke “border”, slechts gescheiden door een centraal en uitnodigend pad. Het van oorsprong strakke tuinontwerp werd verbroken door een volle, weelderige en wild aandoende bloeiende beplanting, waarbij zowel het samenspel van kleur als de diversiteit van bladgrootte en –structuur primeert. Het resultaat is een erg Engels geïnspireerd geheel, iets waar we al langer dan vandaag een floristisch orgasme van krijgen.
Een zuiders gericht terras was een conditio sine qua non. Eenendertig vierkante meter tropisch hardhout werd minutieus uitgepast en vastgezet. Pas een halve week later betrad ik plechtstatig, apetrots en met handen vol blaren het afgewerkte platform, slechts toegejuicht door een met bakken uit de hemel neervallende regen. Ik had me het inwijdingsceremonieel toch nét iets zomerser voorgesteld…
Aangezien de tuin tijdens het warmste seizoen quasi compleet zonovergoten is, nam ik de week daarop aanvang met een schaduwterras. Vier treinbielzen werden in een groot vierkant gelegd, opgevuld met blauwsteenklinkers en volledig overkapt met een hoge pergola. Vandaag de dag gaat de houten constructie zwaarbeladen gebukt onder een overvloedige Aristolochia ‘Duitse Pijp’ durior en de schitterende geweldenaar Rosa filipes ‘Kiftsgate’. Ik verzeker u: hieronder blijven alle drankjes koel!

Het jaar erop onderging de tuin een ware evolutie. De aanvankelijk schuchtere flora werd zienderogen opstandiger. De dwingende hand van de tuinman en –vrouw moesten meer dan eens ingrijpen. Uitbundigheid laat zich nu eenmaal niet zomaar be-perken, en al zeker niet bij vaste planten.
Onze leefplek was tevens die van talloze vogels, vlinders en insecten. Maar hét hoofdelement ontbrak nog steeds: water! Als vijveraar in hart en nieren is dat aspect sinds mensenheugenis met me verbonden. Bovendien moet mijn voorliefde voor amfibieën ondertussen zowat legendarisch zijn.
Bij het aanleggen van de eerste vijver – een plantenvijver met vissen – putte ik vooral kracht uit creativiteit, veeleer dan uit een dikke portefeuille. De constructie van de randafwerking is even uitgekiend als eenvoudig. Een oordeelkundig gebruik van vegetatie, hout en stenen geeft een vijver al snel hogere allures. Kortom: het werd een vijver met voorbedachte rade – zowel qua ontwerp, materiaalkeuze als invulling.
De tweede vijver – poeltje is een betere definiëring – wijdde ik aan de amfibieën. Veel oever-, moeras- en waterbeplanting en de nodige schuilplaatsen garanderen ieder jaar weer een toevloed aan padden, kikkers en salamanders in dit erg natuurlijk ogend watertje. Dat dit verboden terrein is voor een vissenpopulatie zal u geenszins verwonderen.

Onze tuin is ondertussen allang tot volle wasdom gekomen. De kloof met het eerste levensjaar is ronduit gigantisch. Het kleurenpalet haalt de Monet in me naar boven. Ieder voorjaar kom ik weer maar eens zintuigen te kort om de gretigheid van de wild om zich heen slaande flora te kunnen blijven bijbenen.
Wanneer ik moe maar voldaan het tuingerief rust gun voor een korte nacht, besef ik voor de duizend-en-eerste keer: hier ben ik voorwaar de gelukkigste mens op aarde.

[ LENTE ]

De lent verschijnt, de doren bloeit.
En haag en hegge fluistren,
De roze bot, de zonne gloeit
– De liefde is niet te kluistren.

Ze kwam als sluwe hartendief
Bij nacht tot ons getogen.
Nu lonkt z’ alom als madelief
Uit duizend blanke ogen.

Er is geen struik, geen kronkelbos,
Ze zit er in verscholen,
En spreidt er mild en mollig mos,
En lacht als wij verdolen.

Ze hupt en danst als gulden straal
Door onze vensterruiten;
Ze lispt en lokt als nachtegaal
En oud en jong naar buiten.

Ik weet niet wat ik zeg of doe,
Ik smelt van weemoed benen:
Ik ben zo naar, zo vreemd te moe,
En kon van vreugde wenen!

[ Johan Michiel Dautzenberg ]

[ ZOMER ]

De grote zomerdag staat open
En bouwt zijn weelde over de aarde,
Het malse moes lacht in de gaarde
Bij ‘t sappig groen, met dauw bedropen;
Het ruiselt in de weke hagen,
Het gonzelt in de bloesemstruiken,
het tintelt in de groene pruiken
Der berken bij de zoete vlagen;
De kool brandt op de peerse kluiten,
De blonde brem bloeit welig tegen
De mulle hel-beschenen wegen
Met volle gele honigtuiten,
– Hef over de aarde uw aangezicht,
Over uw ogen valt het licht,
Over uw lippen stort een lied –
Levend mooi mens geniet!

[ C.S. Adama van Scheltema ]

.

[ HERFST ]

 Warme herfstkleuren verworden tot
kille loodgrijze beelden en vervagen de
zoete herinnering aan de zomerzon.

Triest lijkt het lot
van wat eens tot bloei kwam
en weer moest gaan.

Maar wat blijft
ligt in de aardschoot verborgen
als kiem van een hoopvol begin.

[ WINTER ]

Je ziet weer de bomen door het bos
en dit licht
is geen licht maar inzicht:
er is niets nieuws zonder de zon.

En toch is ook de nacht niet uitzichtloos
zolang er sneeuw ligt
is het nooit volledig duister
nee
er is de klaarte van een soort geloof
dat het nooit helemaal donker wordt.

Zolang er sneeuw ligt is er hoop.

[ Herman de Coninck ]

[ Foto’s: Menck | Twaait ]

Als u een reactie kwijt wil, dan kan u HIER terecht.