Categorie: Remember

Terugblik: relaas van een rampnacht

In mijn inderhaast aangeschoten badjas liep ik de straat op. Ze werd stroboscopisch verlicht door drie blauwe zwaailichten. Twee politiecombi’s stonden halvelings op de stoep geparkeerd. Wat verderop bevond zich een MUG-voertuig te midden van de rijweg. De sirenes waren het zwijgen opgelegd.

“Ook al wakker?” vroeg ik grijnzend aan mijn overbuur. Ik moest mijn stem verheffen wegens het helse kabaal dat de laaghangende helikopter veroorzaakte. Landen deed hij evenwel niet.
Buurman grinnikte onhoorbaar. “Een ongeval?” Zijn stem klonk schor.
Dunno. Er is in ieder geval niks te zien.”

Ineens floepte onder de helikopter een sterk zoeklicht aan. Dat begon ogenblikkelijk het nabije stuk toekomstige bouwgrond af te speuren. Minutieus kamde de felle lichtbundel het oppervlak in de lengterichting uit. Daarna zwenkte de helikopter wat opzij en trok de lichtstraal een nieuw baantje.
De lap grond was dichtbegroeid met overmaatse bremstruiken en een allegaartje van onkruid dat op veel plaatsen in hoogte de meter oversteeg. Naar wat of wie er ook werd gespeurd, het leek me zoeken naar een naald in een hooiberg.
Enkele agenten troepten samen. Een van hen onderhield radiocontact met het toestel in de lucht. Als hij sprak, keek hij naar de helikopter. Het nut daarvan ontging me compleet.
De dikste van de groep keek achterom. Hij maakte met een armgebaar kenbaar dat we maar beter niet konden naderen. Een vrij zinloze geste, want iedereen stond stil.
Er kwam nog een politievoertuig aangereden. Tien meter voor ons hield het halt. De chauffeur, een rijzige man in jeans en T-shirt maar met een wapengordel om, stapte meteen uit. Vervolgens opende hij de linker achterdeur en bleef een wijl wachten met zijn hand op de bovenrand ervan. Daarna stapte Sofie uit.
Buurman en ik keken elkaar vragend aan.
Sofie is de pronte langharige brunette van een tiental huizen verderop. Ze had overduidelijk gehuild. Even kruiste haar blik de mijne; meteen boog ze haar hoofd en draaide ze zich om.

“Zou er iets aan de hand zijn met Danny?” Buurmans stem haperde even. “Of… of met Eline?”
Eline is hun dochtertje van vier en de oogappel van de buurt.
“Hm. Wel vreemd dat Sofie alleen is. Die flik is duidelijk ook bezorgd.” Ik wierp een hoofdknik naar het tweetal dat nu in de richting van de combi’s wandelde. De agent ondersteunde Sofie. Ze hielden halt voor een van de wagens. Hij sprak haar aan. Ze schudde kort met haar hoofd en sloeg toen beide handen voor haar ogen. De diender leek een wijl te twijfelen en legde vervolgens in een soort troostgebaar zijn hand op haar schouder. Daarna dirigeerde hij haar behoedzaam naar de eerste combi.

De helikopter was op dat moment het belendende maïsperceel aan het screenen. Ineens werd de lichtbundel stilgehouden.
Wat toen gebeurde, ging heel snel. Een vijftal agenten stoven, zaklantaarns in de hand, de maïs in. Enkele buren waagden zich wat dichter maar werden meteen teruggefloten. Uit de MUG-wagen tilden twee witgejaste personen een dubbelgevouwen draagberrie. Er werd hen een doos aangereikt door iemand die zich nog in het voertuig bevond. Met berrie en doos tussen zich in baanden de twee zich eveneens een weg door de maïsstengels.
Enkele buren begonnen prompt geagiteerd te ratelen, onderwijl druk gesticulerend. Tal van hoofden draaiden constant richting het maïsveld en de erboven hangende helikopter. Geruime tijd viel aldaar geen beweging te noteren. Maar toen stapte er een politieagent uit de maïs. In zijn armen droeg hij een kind dat wezenloos voor zich uit staarde.

“Shit man, da’s Eline.” Buurman klonk aardig ontzet. “Hoe komt die in godsnaam dáár terecht?”
“En waar is Danny?” Ik wilde een sigaret uit mijn zak halen maar realiseerde me dan dat ik mijn badjas aanhad.
Sofie kwam gillend uit de combi gesprongen. Ze stortte zich met gespreide armen op haar dochter en drukte luid huilend het kind tegen zich aan. De agent die Eline had gedragen, zei iets tegen Sofie. Met haar spruit stevig vastgeklemd, hees ze zich vervolgens opnieuw in het politiebusje. De agent schoof de deur dicht, liep de wagen om en stapte aan de andere kant in.

Er ontstond behoorlijk wat beroering in de straat toen de berriedragers, niet geheel zonder moeite, uit de maïs tevoorschijn kwamen. Op de draagbaar lag het lichaam van een volwassene, toegedekt met een wit laken dat ter hoogte van het hoofd een grote donkere vlek vertoonde. Boven het maïsveld zwol het motorgeluid van de helikopter aan. Het zoeklicht werd gedoofd toen de machine aan hoogte won.

*  *  *  *  *

[ Exact zeventien jaar geleden pleegde Danny, vlak voor de ogen van zijn toen vierjarige dochter, zelfmoord middels een mondschot. Zijn dreiging om het kind mee de dood in te sleuren, werd niet uitgevoerd. Aan de grondslag van dit drama lag Sofie die bleek aan te modderen met een minnaar, met wie ze anderhalf jaar later in het huwelijk trad. Die bezegeling hield welgeteld acht maanden stand.
Danny had de politie telefonisch op de hoogte gesteld van zijn lugubere voornemen. Daarbij had hij als locatie ‘ergens in de straat’ opgegeven. ]

 

Alle namen en bepaalde situatieschetsen zijn gewijzigd. Het verhaal daarentegen is – helaas – maar al te waar.


Vragen naar aanleiding van dit log?
Bij de Zelfmoordlijn1813 staat er steeds iemand voor je klaar.
Elk gesprek is anoniem en gratis.

Water ademen

Dirk springt uit de warme cabine van zijn vrachtwagen en rilt als hij het ijskoude G-dek betreedt. Het stinkt er verschrikkelijk naar uitlaatgassen.
Uit de slaapruimte achterin de cabine pluk hij zijn oude daim jas van het haakje en sluit daarna de deur van zijn Volvo Globetrotter.
Hij geniet als hij de warme voering van de dikke donkerbruine coat – een cadeautje van Anita voor zijn twintigste verjaardag – strak rond zijn lichaam drapeert. In zijn binnenzak tast hij naar zijn sigaretten. Meteen daarop herinnert hij zich dat hij ze vlak voor het uitstappen tussen zijn broeksriem heeft gestopt. Hij haakt het gekreukte pakje ertussenuit, peutert een sigaret los en laat die achteloos tussen zijn lippen glijden.
Op het moment dat hij door de dikke metalen schuifdeuren van het benedendek stapt, wrijft hij zich stevig in de handen. Hij heeft maar één doel voor ogen: koffie!

De gladde ronde leuning van de stalen trap voelt ijskoud aan. Via het E-dek, dat ondertussen zowat halfvol auto’s en bestelwagens staat, waartussen een drietal toerbussen, belandt Dirk in de cafetaria. De temperatuur stijgt prompt een graad of twintig. Hij beent meteen naar de bar waar het rond die tijd nog relatief kalm is.
Uit zijn portefeuille haalt hij de bedrijfsbonnen die zijn werkgever hem maar mondjesmaat toestak. Hij schuift een beduimeld exemplaar naar de purser van dienst.
“Een koffie graag, one coffee please.” Van dat ferrypersoneel weet je nooit van welke zijde van het kanaal ze afkomstig zijn.
“Mè of zonder suuker? Melk?” vroeg de jonge snaak ongeïnteresseerd. Overduidelijk een Bruggeling.
“Zwart, asjeblieft”, antwoordt Dirk terwijl hij zijn sigaret opsteekt. Hij trekt een op de toog achtergelaten magazine dichterbij. Een Flair van halfweg februari. Achteloos schuift hij het blaadje terug en klopt vervolgens zijn as af in een verzonken asbakje dat schier overloopt van de peuken.
“Asteblief menère, da goat deugd doen sè!” De purser knipoogt. Op slag ziet hij er een stuk minder afstandelijk uit.
“Thanks.” Dirk neemt het dampende kopje aan, zet zich aan een raampje en plant zijn bakje troost in een van de tafeluitsparingen.
De koffie trilt lichtjes door het stampen van de warmdraaiende scheepsmotoren. Ooit had hij aan ditzelfde tafeltje een gesprek met een Brits koppel waarvan de echtgenoot zich profileerde als ferryfreak. ‘Did you know that these diesel engines develop 24.000 horsepower?’
“That’s… amazing”, had hij oprecht verbaasd geantwoord. Zeshonderd maal de kracht van zijn eigen vrachtwagen.

Een dof gerommel en een kortstondige trilling trekken door de scheepsromp. Dirk kijkt op zijn horloge. Tien over zeven.  Het schip is de havengeul aan het uitvaren. Als het even meezit, betekent dit dat hij nog voor middernacht in Engeland aan wal zal rijden. Daarna een hazenslaapje, voor de middag lossen, in de vooravond laden en zaterdagavond terug inschepen in Dover. Zondag is het Anita’s verjaardagsfeestje en daar zal hij dit jaar wél bij kunnen zijn. Vorig jaar was hij niet thuis toen zijn vriendin verjaarde en daar was ze niet bepaald gelukkig mee geweest.
Dirk haalt zich Anita’s opgewekte gezicht voor de geest. Er trekt een warme gloed door zijn maag. Het zijn ten dele zenuwen, want hij heeft een ring gekocht voor hét aanzoek dat hij haar op haar verjaardag zal doen. Goud met één klein steentje. Eenvoudig en toch klasse, net zoals ze het graag heeft.
Dirk mist Anita plots heel erg. En waarom voelt hij zich ineens zo onbehaaglijk?

Buiten is de zon ondergegaan. De ontelbare lichten van de Zeebrugse haven werpen oranje vlekken op de relingen. De zee is kalm.
Beneden in dek G staan twee Britse vrachtwagenchauffeurs in stilte een sigaret te roken. Ze genieten van het uitzicht door de open boegdeuren. Mocht Seabruges by Night een film zijn, dan zouden ze als eerste in de rij staan om een kaartje te kopen. Alles is er ‘Great’, en dan vooral het bier. Ze lachen om de kwinkslag. Direct daarop voelen ze de massieve ferry een enorme slingerbeweging maken. In een fractie van een seconde worden ze omringd door ijskoud Noordzeewater dat hevig schuimend de romp binnenstroomt en al direct kniehoog reikt.
Beide chauffeurs reppen zich lijkbleek naar de stalen trap die nog gedeeltelijk boven het steeds woester binnendringende zeewater uitsteekt. Achterin het dek horen ze iemand schreeuwen. “De boegdeuren! De boegdeuren staan nog open! O mijn god!”
Bovenaan de trap rukken de beide mannen aan de hendel die normaliter de mechanische deuren ontgrendelt. Het mechanisme weigert thans alle dienst. Eén van hen grist in paniek de zware reddingsmoker van de wand en begint er als een bezetene mee op de deur te rammen. Het is vijf over halfacht. De Herald of Free Enterprise draait zich in een woeste beweging op zijn zijde.

Net op het moment dat Dirk zijn lege koffiemok terug naar de bar wil brengen, voelt hij de grond vanonder zijn voeten wegglijden. Hij strekt zijn armen voor zich uit om houvast te zoeken, maar wordt als door een reuzenvuist tegen de wand van de cafetaria geduwd.
‘Dit kan niet! De ferry zinkt en hij is nog niet eens vertrokken!’ flitst het door zijn hoofd. Meteen daarop trekt er een nietsontziende pijnscheut door zijn rug. In paniek tracht hij recht te krabbelen, maar hij komt steeds schuiner te liggen. Voor zijn ogen richt de vloer zich op als een gigantische gestoffeerde muur. Hij hoort panisch geschreeuw doorheen gans de ruimte, overstemd door een donderend geraas van vallend glas. Iets dringt zijn dij binnen en meteen voelt hij een warme gloed. En dan gaan ineens alle lichten uit en verstomt het angstige gegil één seconde.

Er rukt iets aan zijn arm. “Help me! Somebody help me!” Een zwaarlijvige vrouw tracht zich via zijn mouw recht te trekken. ‘Wait’, fluisteren zijn hersenen, maar de woorden blijven onuitgesproken. Plots lost de greep van de vrouw en ze glijdt hysterisch gillend van hem weg. In een snelle beweging klauwt hij om zich heen en zijn hand vindt grip aan iets metaalachtigs.
Als in een derderangs rampenfilm braakt de aanpalende scheepsgang opeens tonnen zeewater uit. De ganse cafetaria vult zich met een oorverdovend geraas. Dirk voelt een hevige tocht door zijn haren trekken en voor hij beseft wat er aan het gebeuren is, staat het zilte zeewater hem tot aan de kin. Instinctmatig verstevigt hij zijn grip op het metaal dat hij vasthoudt, maar de immense kracht van zoveel binnenstormend natuurgeweld sleurt hem praktisch ogenblikkelijk mee. Hij voelt het ijskoude water zich boven zijn hoofd sluiten.
Een nooit eerder gevoelde panieksensatie maakt zich van hem meester. Hij tracht naar boven te zwemmen, zijn adem inhoudend. Zijn bewegingen zijn slechts een amechtig gespartel in hevig verzet.
‘Oh nee!” flitst het door zijn hoofd. ‘Oh god néé!’
Hij voelt iets tegen zich stoten. Iemand tegen zich stoten. Twee tellen later wordt een hard voorwerp vol in zijn maag gedrukt. Zijn hersenen doen verwoede pogingen om de oorzaak van die immense pijn te ontleden. Dirk schreeuwt het uit. Zijn schreeuw is submers en veroorzaakt een wilde stroom luchtbellen. Meteen ademt hij ijskoud zoutwater. Reflexmatig slikt hij, slikt hij, slikt hij. Zijn ogen puilen uit hun kassen van angst terwijl zijn lichaam spastisch begint te schokken. Als een razende grijpt hij om zich heen, wild en onbeheerst. zijn benen zoeken houvast in een steeds sneller stampen. Hij voelt zij hart als een op hol geslagen stoomhamer slaan, steeds vlugger, steeds krachtiger. Er duikt een beeld op. Zijn moeder trekt hem uit zijn loopfietsje. Hij blijft aan het houten stuurtje haken met zijn rechterbeen. Onbedaarlijk begint hij te huilen. ‘Ik haal je er wel uit, schat!’ hoort hij zijn moeder lachen. ‘Ik haal je er wel uit. Ik haal je er wel uit. Ik haal…’
Dirk voelt zich wegzakken. Zijn verstand kan zijn plotse zaadlozing niet bevatten. Er is geen logica meer. Zwarte plekken dansen voor zijn ogen. Hij ziet stroken groene waas maar registreert niks meer.
Vier en een halve minuut nadat Dirk zijn koffie wilde wegbrengen, begeeft zijn hart het.

Vandaag is het exact dertig jaar geleden dat de Herald of Free Enterprise zonk voor de kust van Zeebrugge.
Van de 543 mensen aan boord, kwamen er 193 mannen, vrouwen en kinderen om door de verdrinkingsdood. Een grove menselijke fout lag aan de basis van deze immense scheepsramp.
Enkele maanden na de berging voer de Herald of Free Enterprise in Chinese wateren onder de naam Flushing Range. Het spookschip werd pas anderhalf jaar nadien gesloopt.