De Slotvraag

Het achttiende-eeuwse gasthof baadde in de weldadige gloed van de schier manshoge open haard en hulde zich in wolkjes van jazzmuziek, geroezemoes van klandizie, klinkende glazen en lachsalvo’s.
“Nog een laatste rondje van mij”, opperde Wim.
Wim en Conny zie ik veel te weinig. Onze vriendschap is nochtans zo oud als de weg naar Rome. De gezellige herberg waar we ons bevonden, maakt sinds jaar en dag deel uit van onze ontmoetingen. Hier werden en worden onze slaapmutsjes genuttigd en worden steevast agenda’s naast elkaar gelegd.
“Wim, zou je dat wel doen? Straks zweet je nog hoppe”, bracht Conny daartegenin.
“One for the road, Conny. Menck lust er ook nog wel eentje, niet?” Hij vorste me een nanoseconde en knipoogde schalks. “Bovendien is Katrien vanavond Bob. Hà!”
Mijn madam legde haar rechterhand op haar glas Schweppes. “Voor mij niks meer, Wim.”
Wim negeerde haar en stak vier vingers in de lucht richting de bar. De barvrouw knikte instemmend.
“Bovendien, beste Menck, moet ik nog De Slotvraag stellen. Die traditie kunnen we niet overboord gooien, toch?”
Wat wij De Slotvraag noemen, is destijds ontstaan als een gekkigheid. Om de avond af te sluiten, stelde Wim toen een vraag waarop het antwoord niet meteen voor de hand lag. Hij is dat blijven doen bij al onze latere ontmoetingen. We weten allebei dat zulks een kwestie is van de tijd te rekken om er nog eentje achterover te kunnen kappen, doch zelf veinst hij bittere ernst.
“Ik ben benieuwd, Wimpie.”
Hij zette plechtstatig zijn glas neer, kuchte gedistingeerd en mat zich vervolgens een seriositeit aan die me deed gniffelen.
“Wat bezit jij al gans je leven?” Hij leunde achterover en kruiste zijn armen achter zijn hoofd.
Ik keek even naar mijn madam en zij naar mij. Mochten onze blikken hebben kunnen spreken, dan zou er ‘Huh?’ weerklonken hebben.
“Enfin, Wim, da’s toch een lachertje?” meesmuilde ik. “Er zijn zoveel antwoorden mogelijk. Mijn ogen. Mijn stem. Mijn onweerstaanbare uitstraling ook, vaneigens.”
“Sorry, míjn fout. Laat ik wat specifieker zijn: wat bezit je al gans je leven dat tastbaar is? Dat behoort tot het materiële, het stoffelijke, los van je lichaam en je zijn, dus. Zo beter?”
“Je doelt op een voorwerp?” probeerde ik.
“Mogelijks.” Hij glimlachte geheimzinnig.
“Bezit jij zoiets?” Ik grijnsde.
“Misschien. Doch ik stel steeds de vraag, Menck.”
“Héél mijn leven? Vanaf mijn geboorte tot nu?”
“Yep.”
Ik krabde even in mijn haardos.
“Oei, zoiets heeft bijna niemand, vrees ik”, probeerde madam Menck. Zelf was ik al volop mijn brein aan het breken.
“Oké, ik wil, geheel tegen de regels, wel kwijt dat ik zoiets bezit”, gooide Wim in de groep. “Maar uiteraard zwijg ik om je niet te beïnvloeden.” Hij keek me zelfvoldaan aan.
“Jeetje, man, dat is een venijnig breinbrekertje. Of ik iets heb dat…? Hm, ik kan écht niks bedenken.”
Onze drankjes arriveerden. Meteen nam ik een slok en sloot me vervolgens nog meer op in mijn hoofd.
“Omdat je niet ‘niks’ zou antwoorden, wil ik je nog meegeven dat ik wéét dat jij zoiets bezit, beste Menck. Ik weet het omdat je het me lang geleden nog hebt verteld. Tenzij je toen gelogen hebt, natuurlijk.”
Met onverholen verbazing keek ik hem aan. “Jij wéét het? Ga weg! Hoe komt het dan dat ik geen antwoord heb op De Slotvraag? Enfin, maat, je maakt me blaasjes wijs. Je wil gewoon dat ik vannacht wakker blijf liggen.”
Wim lachte luidop, schudde vervolgens zijn hoofd en verzekerde me dat hij allerminst aan het zwanzen was. “Mail me het antwoord maar, Menckie. Want vanavond kom je er niet meer op, zie ik. Bovendien…” Hij wees naar mijn Duvel. “… functioneren hersenen in gerstenat niet optimaal, maatje.”

Pas anderhalve week later wist ik – lees: viel mijn oog toevallig op – wat al gans mijn leven bij mij is gebleven. Wat mij werd gedoneerd toen ik geboren werd – in onze regio naar verluidt welhaast een soortement van traditie toentertijd – en wat ik, zelfs na zes keer te zijn verhuisd, nog steeds in mijn bezit heb. Net als bij zijn baasje heeft het verval ongenadig toegeslagen, maar ik , sentimentele mens, kan het niet over mijn hart kan krijgen om het weg te doen.

Diezelfde avond stuurde ik Wim via e-mail twee foto’s.
Per kerende mail ontving ik een zegegebaar.
Yes!

Eén reactie

  1. Mrs. Brubeck

    Mijn complimenten voor een weeral geniaal geschreven blog.
    Ik heb iets, al heel mijn leven, dat een grote symbolische waarde heeft sinds mama stierf.
    Een klein, fijn, gouden armbandje met mijn naam in dat ze vlak na mijn geboorte liet maken.
    Ik koester het!

    Like

  2. Kakel

    Het leven eist zijn tol. Zowel van de mensch als zijn knuffel. Toch maar goed dat je Teddy bewaard hebt, anders had je inderdaad “niks” moeten antwoorden. Mooi geschreven, Menck. Even zat ik in een stampvolle kroeg.

    Like

  3. Heidi

    Ik had een popje, en heb het ook nog steeds. Ook mijn vier jongens hadden en hebben hun beer nog (op hun kamer, niet meer in bed) en geen haar op mijn hoofd dat er aan denkt om daar iets van weg te doen.
    Maar Menck, die kaakjes van jou! Dat roept zo’n beeld op van madammen met blauwgeverfd haar die daar eens duchtig in knijpen, onderwijl “ouchiecouchie” brabbelend. (en ik kan ze geen ongelijk geven)

    Like

  4. Stef Den Flater

    De benoeming dame past haar. Die moest trouwens zijn: ‘Een specifieke Dame doet het zelfs dagelijks.’ Ick can noch steedz nyt sonder vauten typen, fooral op men yPad. 😄

    Like

  5. Brubeck

    Wil je – in een poging om de vrouwelijke lezers terug te lokken (cfr je andere blog) – jezelf sublimaal laten vereenzelvigen met een teddybeer ? Slinkse poging, mijn beste.

    Like

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.